Integratieve psychotherapie bevat een aanpak die de vele erkende vormen van psychotherapie samenbrengt en overstijgt. Er wordt in deze therapie gewerkt met de verschillende kanten van de mens: de emotionele, cognitieve, gedragsmatige, fysiologische, energetische en sociale dimensie. Op elk van die gebieden kan namelijk een probleem ontstaan.
Het doel is om die menselijke dimensies weer te verenigen. Zodat iemand zo goed mogelijk kan zijn en functioneren in de psychologische zin, in relaties en in de maatschappij.
Integratieve psychotherapie is ook een perspectief: het is voortdurend in ontwikkeling. Integratieve therapeuten hebben dan ook de ethische verantwoordelijkheid om de dialoog te onderhouden met collega’s van diverse richtingen en op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen in het veld.
Een centrale stelling in integratieve psychotherapie is dat geen enkele vorm van therapie de beste is of passend in alle situaties. Integratieve psychotherapie bevordert flexibiliteit in haar aanpak van problemen. Integratieve therapeuten gebruiken verschillende strategieën, technieken en theoretische concepten in specifieke situaties. Dat doen zij niet lukraak, maar vanuit zowel klinische intuïtie als een gedegen kennis van de problemen die spelen en de daarvoor benodigde interventies.
De grondslag van integratieve psychotherapie is dat al het handelen gebaseerd is op de mens zelf. Ieder mens heeft een zelfhelend vermogen. Hiermee is in principe alles aanwezig voor het bereiken van een gewenste toestand, doelstellingen, persoonlijke ontwikkeling en geluk. Dit geldt in principe van jong tot oud. Integratieve psychotherapie is erop gericht om dit verandervermogen bij de cliënten te motiveren, mobiliseren en optimaliseren.
Je kunt stellen dat de oorsprong van de integratieve psychotherapie ligt bij de gestructureerde en wetenschappelijke psychologie, die eind negentiende eeuw is ontstaan met de psychodynamische stroming.
Integratieve psychotherapie is namelijk geen nieuwe vorm van therapie. Het is ontstaan door het slechten van barrières tussen de psychotherapiescholen. Het is daarmee een laatste ontwikkeling in de psychologie, die zich nog steeds voortzet.
In de loop der jaren zijn steeds meer erkende vormen ontstaan van psychotherapie tot wel meer dan 260 op dit moment. Al in 1936 stelde Saul Rozenzweig dat het goed mogelijk was dat alle therapieën vergelijkbare werkzame elementen hadden. En in 1961 onderstreepte onderzoek van Jerome Frank het belang van zogenaamde gemeenschappelijke therapiefactoren.